Actuele stand van zaken Wet franchise

Het wetgevingsproces aangaande de Wet franchise gaat ondanks alles voort. Nadere vragen aan de regering over het wetsvoorstel kunnen de basis zijn van het te voeren debat in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel.

Op 12 maart 2020 hebben leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat vragen gesteld aan de regering naar aanleiding van het wetsvoorstel van 10 februari 2020 voor de Wet franchise. Deze commissie is belast met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel. De vragen aan de regering kunnen een indicatie zijn voor het nog in te plannen kamerdebat. 

Enkele in het oog springende vragen zijn de volgende:

  • Er bestaan twijfels over de omvang en ernst van de problemen in de franchisesector: Gevraagd wordt of er cijfermatige onderbouwingen zijn van de vermeende problemen in de franchisesector, behoudens de genoemde bronnen uit één krant?
  • Bij franchising is er geregeld sprake van grensoverschrijdende afspraken. Zou de Wet franchise ook van toepassing zijn bij franchiseorganisaties die vestigingen in andere landen hebben? Ziet de regering risico’s voor de concurrentiepositie van Nederland?
  • Er wordt gewezen op de vele verschillende soorten franchiserelaties, waaronder gevallen waarin er geen sprake is van onevenwichtigheid. Gevraagd wordt hoe dit in te passen is in het wetsvoorstel. Tevens wordt gevraagd of overwogen is kleine franchisegevers uit te zonderen.
  • Meer duidelijkheid wordt verlangd over de onderzoeksplicht van de aspirant franchisenemer. Hoe ver reikt de onderzoeksplicht van de franchisenemer en wat moet de franchisegever mededelen? Hoe verhoudt zich het ontbreken van de prognoseplicht tot de verplichting historische gegevens te delen?
  • Bij het aangaan van een franchiseovereenkomst wordt een stand-still-periode geïntroduceerd, waarbij de volledig geïnformeerde franchisenemer zich nog kan terugtrekken.  Hoe verhoudt dit zich tot de noodzaak om de formulegeheimen van de franchisegever te kunnen waarborgen? 
  • Franchisenemers zouden bepaalde instemmingsrechten krijgen over bijvoorbeeld formulewijzigingen. Gevraagd wordt hoe te voorkomen is dat dit de innovatie remt. Zou het niet ook mogelijk moeten zijn voor de franchisegever om pilots op te kunnen zetten? 
  • De verplichting tot toekenning van goodwill aan een franchisenemer bij het einde van de franchiseovereenkomst geldt alleen als de franchisegever de onderneming (met een andere franchisenemer) voortzet. Onduidelijk is of dat ook geldt als de onderneming in een overbruggingsperiode niet geëxploiteerd wordt.
  • Als de franchisenemer boven een (in de franchiseovereenkomst opgenomen) niveau verplicht wordt investeringen en uitgaven te doen, dan is de instemming van de franchisenemer nodig. Gevraagd wordt of ook afgesproken zou kunnen worden dat de franchisegever de uitgaven desalniettemin kan verplichten, maar toezegt de franchisenemer achteraf te zullen compenseren voor het eventueel geleden nadeel.

Voor franchisegevers en (aspirant) franchisenemers zal wetgeving op het gebied van franchising grote impact hebben. Het is voor hen van belang de ontwikkelingen op dat vlak goed te monitoren en waar nodig te anticiperen op de komende wijzigingen. De corona-crisis zal ongetwijfeld (vertragende) effecten hebben op een en ander, maar van afstel zal zeker geen sprake zijn.

Mr. A.W. Dolphijn   – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. 
Wilt u reageren? Klik hier.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten is een geheel in franchise- en andere samenwerkingsverbanden gespecialiseerd advocatenkantoor en marktleider sinds 1996 in zijn soort in Nederland.

Stel je vraag aan Mr A.W. Dolphijn
CAPTCHA